Lezen met onze hersenen - Taal hoorcollege

Donderdag 8 september 2011

In dit college ging het over wat we doen met onze hersenen als we (technisch) lezen en wat dat betekend voor de didactiek van aanvankelijk en technisch lezen.

Wat was nieuw voor mij?
Dit college bestond uit veel nieuwe informatie voor mij. Ik wist bijvoorbeeld niet dat het taalcentrum eigenlijk uit 4 soorten visuele centra bestaan. En wij zijn ook diep ingegaan op hoe je hersenen de woorden eigenlijk verwerken. Daarnaast heb je verschillende soorten lezers. Ik had al wel van radende- en spellende lezers gehoord, maar we hebben nu ook gekeken hoe je hen op een goede manier hulp kunt bieden. Ook hebben wij gezien dat je als ervaren lezer weinig last hebt van verschillende lettertypes, lettergroottes en de plaats van de letters.

Wat heb ik geleerd vandaag?
Ik heb geleerd dat je hersenen zich ontwikkelen per deelcentra in je taalcentrum. Eerst ontwikkel je het zien van de vormen, daarna letters, vervolgens gezichten en als laatste landschappen.
Ook heb ik geleerd dat als je een woord leest, er verschillende woorden in je hoofd omhoog komen als een soort spandoeken. Je hersenen kiezen hier het juiste woord uit. Bij bijvoorbeeld het woord 'slang' komen ook de woorden 'bang', 'lang', etc. naar boven.
Er zijn hierbij ook twee routes die ontwikkeld moeten worden; de fonologische route en de lexicale route. Bij de fonologische route wordt de verklanking van een woord vastgelegd. Daarentegen wordt bij de lexicale route de betekenis aan het woord toegekend. Deze twee routes heb je dus beide nodig als je gaat leren lezen of al leest.
Als laatste heb je nog twee soorten lezers; de radende lezer en de spellende lezer.
De radende lezer leest alleen het begin van een woord en raad de rest. Deze lezer kiest na een paar letters dus een woord van de spandoeken, zonder het nog te controleren.
De spellende lezer leest alles klank voor klank. Deze lezer blijft dus ook in de fonologische route hangen

Wat ga ik hier mee doen?
Met de informatie van dit college kan ik goed aan het werk op mijn stage. Ik weet nu hoe het allemaal werkt dus als ik tegen een radende- of spellende lezer aanloop weet ik hoe ik hier mee om kan gaan en wat voor oefening dit kind nodig heeft. Ook is het heel practisch om te weten hoe het lezen nu precies werkt en hoe dit zich ontwikkeld. Je weet dan als het bij een kind niet helemaal goed gaat waar dit vandaan kan komen.