Sociale aspecten jongens en meisjes

Toepassingskaart 7B: Sociale aspecten jongens en meisjes

Artikel 1:
Zeg niet: 'zit stil' tegen druk kind
http://onderwijs.vkbanen.nl/banen/artikel/-Zeg-niet-lsquozit-stilrsquo-tegen-druk-kind--/109434.html

Artikel 2:
Waarom zijn meisjes slimmer dan jongens?
http://vorige.nrc.nl/binnenland/article1858751.ece/Waarom_zijn_meisjes_slimmer_dan_jongens

Artikel 3:
Verschillen tussen jongens en meisjes
http://wp.digischool.nl/docentvo/2011/09/01/verschillen-jongens-en-meisjes/

Conclusie Auteur

Artikel 1
Jongens presteren gemiddeld steeds slechter in het onderwijs. Dit is kwalijk omdat veel jongens vaardigheden hebben die belangrijk zijn voor de samenleving. Zij zijn onderzoekend en experimenteel en dat zijn eigenschappen die hen veel brengen zoals ruimtelijk inzicht en lef, kwaliteiten die in het talige onderwijs van tegenwoordig onvoldoende aan bod komen en worden ondergewaardeerd. Het drukke en onderzoekende gedrag van veel jongens wordt vaak als lastig bestempeld. Maar de samenleving van tegenwoordig heeft wel mensen nodig die van aanpakken weten: die uitvindingen doen, ondernemend zijn en een bedrijf opzetten. De jongens moeten dus wel initiatief tonen.

Om dit probleem aan te pakken moet het huidige systeem aangepakt worden. De lesstof moet gevisualiseerd worden en er moet meer uitdaging, beweging en sturing aan de jongens gegeven worden. Ouders en leerkrachten moeten beter samenwerken als het gaat om de ontwikkeling van het kind.

Artikel 2
Volgens neuropsycholoog Jelle Jolles verwerken meisjes informatie op een andere manier dan jongens. Meisjes zijn ijveriger en werken harder. Jongens hebben vaker last van wat het boy problem is gaan heten. De ontwikkeling en rijping van jongens verloopt trager, hun puberteit zet later in, en nog in de adolescentie ontwikkelen zich hersendelen die verantwoordelijk zijn voor het controleren van impulsen. De taalontwikkeling van meisjes zet zich op jongere leeftijd in dan bij jongens. Wat ook meespeelt in het onderwijs volgens Jelle Jolles is: de verwachtingen die leraren hebben van meisjes en jongens. Meisjes krijgen bijvoorbeeld vaker van hun basisschool een hoger advies voor een vervolgopleiding dan jongens. Het is dus logisch dat ze ook vaker op een hoger schooltype en de universiteit terechtkomen. Ook wordt er in het artikel gezegd dat er feminisering van het onderwijs is en dat dit ten nadele kan zijn van de jongens.

Artikel 3
Dr. W. Kuiper heeft de uitspraak gedaan dat als je jongens en meisjes een exact gelijke behandeling geeft dat wel eens ongunstig zou kunnen zijn voor beide partijen. Daarom wordt er geëxperimenteerd met jongens en meisjes gedeeltelijk apart les geven.

Eerste indruk

Artikel 1
Mijn eerste indruk van dit artikel is goed. Ik denk dat Jelle Jolles gelijk heeft. En de aanpassingen die er gedaan moeten worden aan het onderwijs lijken mij niet onmogelijk. Sterker nog, zij lijken mij heel goed mogelijk.

Artikel 2
Mijn eerste indruk van dit artikel is dat niet alles klopt. Ik weet dat de taalontwikkeling bij meisjes eerder begint dan bij jongens. Ook weet ik dat jongens later de puberteit in gaan dan meisjes. Maar ik denk niet dat meisjes met een hoger niveau dan jongens van een basisschool af komen. Een kind hoort het advies voor zijn middelbare school niveau te krijgen wat bij hem of haar past. Ik ga er dan ook van uit dat dit gebeurt. Wat ik niet geloof is dat feminisering van het onderwijs uitmaakt voor het niveau van de jongens. Ik denk dat als je een goede leerkracht bent je sowieso al zorgt voor voldoende uitdaging voor de leerlingen. Daar is niet per se een mannelijke leerkracht voor nodig.
Artikel 3
De ideeën uit dit artikel spreken mij aan. Het lijkt mij een goed idee om jongens en meisjes gedeeltelijk apart les te geven zodat zij aan hun onderwijsbehoeften komen. Maar ieder kind is anders dus maak je het niet te zwart-wit als je het gewoonweg over jongens en meisjes verdeeld. Wat nou als jouw perfecte manier van les krijgen er tussen in zit? Denk dan eens aan jongensachtige meisjes die liever ravotten dan met poppen spelen en andersom.

Herziene conclusie na het lezen van de literatuur
Na het lezen van de literatuur zijn mijn conclusies niet echt anders.
-         Bij meisjes gaan eerder de puberteit in dan jongens.
-         Jongens zijn fysieker dan meisjes, meisjes zijn cognitiever dan jongens.
-         Jongens meten zich met kracht, meisjes met sociale contacten en uiterlijk.
-         Vriendschappen in meisjesgroepen zijn gericht op relaties en zorg voor anderen, jongens zoeken meer aansluiting bij een gehele groep en zijn gericht op competitie en rechtvaardigheid.
-         Meisjes kunnen zich langer concentreren dan jongens.
Dit zijn een aantal van de vele verschillen tussen jongens en meisjes. Het is wel belangrijk dat je de verschillen tussen jongens en meisjes weet maar ik ben nog steeds van mening dat het niet zo zwart wit is. Ieder kind is anders en heeft andere onderwijsbehoeften. Daar moet je als leerkracht op aansluiten. Dit kan door hersenvriendelijk les te geven.
Bewijzen dat de feminisering van het onderwijs ervoor zorgt dat jongens minder presteren zijn er niet. Dit wijt ik dan ook aan de leerkracht en niet aan de vrouw in het algemeen. Jongens en meisjes apart les geven vind ik erg rigoureus aangezien je als leerkracht met de verschillen rekening kunt houden en hierop in kunt spelen. Maar sommige lessen apart voor jongens of voor meisjes geven kan misschien wel goed uitpakken. Maar dan heb ik het bijvoorbeeld over gym, taal of rekenen. Bij de rest van de vakken is dit absoluut niet nodig.

Onderzoek bij de kinderen


Ik werk liever met
Ik speel liever met
Ik kan mezelf het beste concentreren als ik werk met
Ik werk liever met
Ik speel liever met
Ik kan mezelf het beste concentreren als ik werk met
Jongen
12
16
7
3
2
7
Meisje
4
0
9
14
15
10




Ik werk liever
Ik werk liever
Alleen
5
7
Samen
11
10


Uit mijn onderzoekje is gebleken dat over het algemeen de meisjes en jongens uit mijn stagegroep liever met hun eigen geslacht spelen of werken. Maar toch zijn er veel leerlingen die aangeven zich beter te kunnen concentreren op het werk met iemand van het andere geslacht.

Op de vraag wat de leerlingen denken over wie er beter is in wat kreeg ik de antwoorden:

- De meisjes zijn beter in: taal, spelen, knutselen, tekenen, zingen, turnen, paardrijden, alles, shoppen, rekenen, kletsen, concentreren, ballet, schrijven, zichzelf vermaken, drama en hockey.
- De jongens zijn beter in: rekenen, voetbal, gym, sport, taal, spelen, stoer zijn, breken en hockey.

Duidelijk hier uit komt naar voren dat de meest fysieke dingen aan de jongens worden toegeëigend en de creatieve dingen bij de meisjes. Er zitten ook een aantal onzinantwoorden bij.

Mijn handelen als leerkracht
Na het lezen van de artikelen en de theorie komt er toch duidelijk naar voren dat het belangrijk is om in te spelen op de verschillende onderwijsbehoeften van de leerlingen. Daar hoeft de verdeling jongens/meisjes niet voor gemaakt te worden. De theorie van het hersenvriendelijk leren sluit hier ook perfect op aan. Je biedt dingen op verschillende manieren aan zodat de leerlingen altijd ‘passend’ onderwijs krijgen. Dit betekend voor mijn handelen als leerkracht dat ik zo veel mogelijk hersenvriendelijk les zal geven. Je wilt dat iedereen leert van jouw lessen dus zul je op de verschillende onderwijsbehoeften van de leerlingen in moeten spelen. Ook is het belangrijk om alle verschillende talenten van de leerlingen te stimuleren en de lessen actief te houden. Ik ga in het vervolg ook meer gebruik maken van de verschillende kwaliteiten van de kinderen door de leerlingen met verschillende talenten samen te laten werken. Ook ga ik werken met Meervoudige Intelligentie vormen, dat er vanuit gaat dat ieder kind zijn eigen talent heeft en op die manier het makkelijkst leert. Zo zorg ik er ook voor dat ieder kind actief deelneemt aan mijn lessen.

Mijn identiteit als leerkracht
Op het moment ben ik erg bezig met mijn lessen interactief en hersenvriendelijk te maken. Ik wil het liefst iedere dag zo’n les geven. Dit omdat ik merk dat de leerlingen er veel meer van opsteken en het ook daadwerkelijk leuk vinden. Hierdoor is mijn rendement hoger. Mijn invloed op de klas als vrouw is erg groot. Omdat ik zelf erg cognitief ingesteld ben heb ik de neiging om zelf veel te praten. Dit wil ik graag de leerlingen laten doen dus hier let ik dan ook op. Door wekelijks interactieve lessen te geven merk ik dat dit ook heel goed mogelijk is. Het is mij wel opgevallen dat de jongens altijd drukker zijn dan meisjes maar hier kan ik handig gebruik van maken door de jongens wat vaker klusjes of een beweeglijke MI-vorm te geven waar een ‘loopje’ aan vast zit.

Cognitie en Ontwikkeling

Toepassingskaart 6b: Cognitie en ontwikkeling

Methode geschiedenis – Brandaan – Malmberg



1. Wat is de visie van de makers van deze methode op leren en ontwikkeling?

Brandaan laat kinderen ervaren dat zij ook zelf geschiedenis maken. Iedereen heeft zijn eigen invloed op de wereld van morgen. Maar de methode maakt kinderen ook nieuwsgierig naar hoe het ‘toen’ was. Levensechte illustraties en spannende verhalen geven kinderen het gevoel dat ze erbij zijn. Brandaan legt een duidelijk verband tussen het verleden en heden, zodat geschiedenis betekenis krijgt. Brandaan is een boeiende ontdekkingsreis door de tijd voor kinderen van groep 3 t/m 8.

Ook de duidelijke stappenstructuur maakt Brandaan een bijzondere methode. Ontwikkelingen komen één voor één aan bod en worden overzichtelijk in de tijd geplaatst. Moeilijke begrippen en belangrijke personen krijgen extra aandacht. De teksten zijn kort, begrijpelijk en worden ondersteund door realistisch beeldmateriaal. Door de stap-voorstap benadering van Brandaan krijgen kinderen meer inzicht in de lesstof en daardoor meer vertrouwen. Voor leerkrachten is de methode ook makkelijk om mee te werken.

Brandaan is een methode voor kinderen. Beeld, tekst, structuur en vorm zijn helemaal op hun beleving afgestemd. Een consequente en eigentijdse benadering die kinderen nieuwsgierig maakt. Maar ook inhoudelijk zit de methode doordacht in elkaar. In duidelijke stappen gaat Brandaan recht op de leerdoelen af. Er is bovendien een doorgaande lijn van groep 3 tot en met 8. Brandaan leert kinderen om personen en gebeurtenissen een plek in de tijd te geven. Ze leren om de samenhang tussen verleden, heden en toekomst te begrijpen. Aan het eind van groep 8 hebben de kinderen een stevige kennisbasis en daardoor een goede start voor het verdiepen van hun historisch besef in het vervolgonderwijs.

Er zijn drie manieren waarop in Brandaan kan worden gedifferentieerd. Dit maakt het werken met de methode zo flexibel, dat elke leerling maatwerk kan worden geboden.

1) Tempo
Bij elke les in de werkboeken staan twee extra opdrachten voor de snellere leerling.

2) Niveau
De extra opdrachten hebben vaak een open karakter waarvoor wat meer inzicht nodig is. In de handleiding staan bovendien tips voor de leerkracht om een opdracht moeilijker of makkelijker te maken.

3)Leerstijl
Differentiatie naar leerstijl gebeurt met de bakkaarten van Meander. De opdrachten zijn gemaakt volgens de meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner. Een kaart behandelt meestal een inter-persoonlijke of intrapersoonlijke leerstijl plus een leerstijl zoals taal of muziek. De opdrachten zijn bijvoorbeeld lezen, invullen, puzzelen, schrijven, onderzoeken, bouwen, tekenen, een kort toneelstukje opvoeren of een liedje maken.


2. Herken je elementen uit deze visie in de lesactiviteiten? Geef voorbeelden.

Brandaan laat kinderen ervaren dat zij ook zelf geschiedenis maken. Iedereen heeft zijn eigen invloed op de wereld van morgen.
Een voorbeeld hiervan zijn de opdrachten van de bakkaarten. Zij trekken de geschiedenis naar het heden en hebben daar een moderne opdracht bij gemaakt.

Maar de methode maakt kinderen ook nieuwsgierig naar hoe het ‘toen’ was. Levensechte illustraties en spannende verhalen geven kinderen het gevoel dat ze erbij zijn.
Bij ieder thema zit een spannend verhaal over Brandaan die een avontuur meemaakt die met het thema te maken heeft. Ook zit er bij ieder hoofdstuk een filmpje van de methode om het onderwerp visueel te maken. Op iedere pagina van het tekstboek en werkboek staan foto’s of tekeningen die met het thema en de vragen te maken hebben. Deze zijn heel mooi, realistisch of soms zelfs confronterend. Deze zijn dan ook heel interessant om te bespreken.

Brandaan legt een duidelijk verband tussen het verleden en heden, zodat geschiedenis betekenis krijgt.
Een voorbeeld hiervan is dat Brandaan een tijdlijn heeft voor op het smartboard en onderaan de bladzijden van hun tekstboek en werkboek. Zo wordt het voor de kinderen visueel gemaakt wanneer het zich heeft afgespeeld en welke tijd het nu is. Ook wordt er bijvoorbeeld bij het thema Slavernij uitgelegd dat de mensen met een donkere huidskleur die in Europa of in Suriname en Curaçao leven oorspronkelijk slaven uit Zuid-Afrika geweest kunnen zijn. Zo koppel je die periode van toen aan de tijd van nu. Dit soort dingen worden er in ieder thema gedaan.


3. Maak de analyse met behulp van onderstaande theorieën:

· Het Vierhoekenmodel van Fogarty
Fogarty (1999) heeft het vierhoekenmodel ontwikkeld voor het beschrijven van de hersenvriendelijke klas.

Doordat de thema’s in Brandaan duidelijk zijn afgebakend zorgt het voor een stap-voor stap benadering. Hierdoor krijgen kinderen meer inzicht in de lesstof en daardoor meer vertrouwen. Het is dus een goed klimaat voor denken. Dit zorgt voor een rijke leeromgeving en sfeer. Ook kunnen de leerlingen samenwerken met het beantwoorden van de vragen, dit is echter vrijwillig. Zo is er contact tussen de leerlingen. Ook geeft deze methode les met denken omdat de leerlingen een tekst lezen en daar vragen bij gaan maken. Deze vragen worden echter op een iets andere manier gesteld dan letterlijk uit de tekst dus de kinderen moet hier over nadenken. Je biedt de theorie aan en vraagt aan de leerling hoe hij of zij tot dit antwoordt gekomen is. Ook wordt er in deze methode les gegeven over denken omdat de leerlingen gaan nadenken over de geschiedenis en wat zij daarvan vinden. Er wordt altijd gevraagd naar hun eigen mening over bepaalde onderwerpen. Deze moeten zij in hun werkboek opschrijven.
· De Leerpiramide van Bales
Bales (1996) heeft een Leerpiramide ontwikkeld die aangeeft hoeveel iemand onthoudt bij verschillende leervormen.

De leervormen die bij Brandaan gebruikt worden zijn: lezen, audiovisueel materiaal, discussiegroep, praktijkoefening en samenwerking. Dit alles is dus behoorlijk effectief. De leerlingen lezen zelf de hoofdstukken, maken de vragen met hun buurman of buurvrouw, bespreken en overleggen klassikaal de antwoorden en aan het einde van het hoofdstuk werken ze met bakkaarten die zorgen voor praktijkoefening.
· Het schema Denken en Geheugen van D. Sousa
David A. Sousa heeft in zijn boek “How the brain learns” een uitgebreid schema weergegeven waarin ook de rol van het zelfbeeld, het cognitief zelfconcept en ervaringen uit het verleden zijn opgenomen.

De zintuigen van de leerlingen die geactiveerd worden tijdens deze methode is zien en horen. De bedoeling is dat de informatie die in hun korte termijn geheugen zit wordt doorgeschoven naar hun werkgeheugen. Dit gebeurd door het werken met de vragen en de bakkaarten. Zo gaan de leerlingen ‘werken’ met de informatie die ze gezien en gehoord hebben. Via dit ‘werken’ met het onderwerp komt de informatie in hun lange termijn geheugen terecht. Zo onthouden zij dit en kunnen zij dit zich op ieder moment dat het van pas komt herinneren.

· Lijn in leren – Cognitieve ontwikkeling
De methode Brandaan zorgt ervoor dat het denkvermogen van de leerlingen wordt vergroot, dat het geheugen wordt geactiveerd, dat er tijdsbesef wordt gecreëerd door middel van de tijdlijn, de taalontwikkeling wordt vergroot door het aanleren van nieuwe begrippen bij ieder hoofdstuk en er is veel ruimte voor creativiteit bij de opdrachten van de bakkaarten. De kinderen worden uitgedaagd om in praktijk te brengen wat ze geleerd hebben, het kritisch beoordelen van de geschiedenis en die te reflecteren.


4. Wat vraagt deze methode van jou als leerkracht zodat deze methode hersenvriendelijk wordt?

De methode is zelf al zo ingesteld dat het hersenvriendelijk is. Er zijn drie manieren waarop in Brandaan kan worden gedifferentieerd. Dit maakt het werken met de methode zo flexibel, dat elke leerling maatwerk kan worden geboden.

1) Tempo
Bij elke les in de werkboeken staan twee extra opdrachten voor de snellere leerling.

2) Niveau
De extra opdrachten hebben vaak een open karakter waarvoor wat meer inzicht nodig is. In de handleiding staan bovendien tips voor de leerkracht om een opdracht moeilijker of makkelijker te maken.

3)Leerstijl
Differentiatie naar leerstijl gebeurt met de bakkaarten van Meander. De opdrachten zijn gemaakt volgens de meervoudige intelligentietheorie van Howard Gardner. Een kaart behandelt meestal een inter-persoonlijke of intrapersoonlijke leerstijl plus een leerstijl zoals taal of muziek. De opdrachten zijn bijvoorbeeld lezen, invullen, puzzelen, schrijven, onderzoeken, bouwen, tekenen, een kort toneelstukje opvoeren of een liedje maken.

Er wordt dus van jou als leerkracht alleen maar gevraagd om rustig de tijd te nemen om door de methode heen te gaan en te werken met de bakkaarten. Je hoeft verder niets te doen om de les hersenvriendelijk te maken. De methode Brandaan geeft zelf ruimte en tips voor differentiatie.


5. Reflectievragen

· Welke theorieën en opvattingen over hersenvriendelijk onderwijs inspireren mij?
Eigenlijk inspireren alle theorieën mij wel. Maar het makkelijkst vind ik het om te werken met de leerpiramide van Bales. Hier kun je duidelijk zien waarvan het kind het meest opsteekt en hoe je er voor kunt zorgen dat de informatie in het lange termijn geheugen terecht komt. Het informatieverwerkingsmodel van David Sousa vind ik niet zo heel erg duidelijk want wat is nu precies de grens tussen korte termijn geheugen en werkgeheugen? Precies, die is er niet! Dit vind ik lastig om mee te werken. Het vierhoekenmodel van Fogarty is een model wat je altijd moet onthouden. Als je een interessante, interactieve en leerzame les wilt geven moet je zorgen dat er in jouw les ruimte is voor deze vier elementen.

· Welke ambities heb ik ten aanzien van mijn onderwijs?
Ik wil mijn lessen zo leerzaam mogelijk maken en daarom ga ik al deze theorieën en opvattingen in mijn lessen gebruiken. Ook zal ik het in mijn eigen klas gaan toepassen om de methode lessen om er zo voor te zorgen dat de leerlingen in hun lange termijn geheugen opslaan.

De Hersenvriendelijke Les

Toepassingskaart 3: De Hersenvriendelijke Les

Voorbereidingsformulier

Naam:            Tamara van Delft
Datum:           25-10-11
Les:                Taal & Spelling

Doelen van de onderwijsactiviteit:
-          De kinderen kunnen in een zin het enkelvoud of meervoud herkennen.
-          De kinderen kunnen een zin in het enkelvoud omzetten in meervoud en andersom.
-          De kinderen kunnen zelf een zin verzinnen in het enkelvoud of meervoud.

Beginsituatie:
De kinderen hebben al vaker geoefend met het veranderen van enkelvoud naar meervoud en andersom in een zin maar sommige leerlingen vinden dit nog steeds erg moeilijk. Met deze hersenvriendelijke les kunnen alle leerlingen op hun eigen niveau leren omgaan met het enkelvoud en meervoud.

Opbouw onderwijsactiviteit:
Inleiding:
Ik laat de kinderen een powerpoint zien waarop de doelen van deze les staan. Deze bespreek ik even met de leerlingen. Daarna geef ik de leerlingen een korte instructie over het zinnen in het enkelvoud in het meervoud zetten en andersom.

Met de leerlingen doe ik een spel op het smartboard over werkwoorden in het enkelvoud en meervoud. De kinderen vullen het juiste werkwoord in en letten daarbij op of het werkwoord in het enkelvoud of meervoud neer gezet moet worden.
10 minuten

Kern:
"Wandel en wissel uit"
De kinderen krijgen kaartjes met daarop een werkwoord. Met deze kaartjes gaan ze door de klas heen lopen. Zeg ik stop dan geven zij hun kaartje aan diegene die het dichtst bij hen staat. Eerst maakt nr. 1 een zin in het enkelvoud, dan zet nr. 2 die zin in het meervoud. Dan maakt nr. 2 een zin in het enkelvoud en maakt nr. 2 hem in het meervoud. Bij de volgende ronde doen we hetzelfde alleen dan een zin van het meervoud naar het enkelvoud. Na vier keer stop ik hier mee.
20 minuten

Slot:
De leerlingen maken een werkblad over zinnen in enkelvoud naar het meervoud omzetten en zinnen van het meervoud naar het enkelvoud omzetten. Als de kinderen klaar zijn met dit werkblad bespreek ik het samen met de leerlingen.
5 minuten

Na de hersenvriendelijke les reflecteer ik deze les met de leerlingen aan de hand van deze vragen:

Wat heb je geleerd? Wat vond je leuk / minder leuk en waarom? Wat vond je makkelijk / moeilijk en waarom? Wat zou je nog meer willen leren?

Eigen leerdoelen:
-          Een hersenvriendelijke les geven.
-          Werken met meervoudige intelligentie.
-          Lesstof op verschillende manieren aanbieden.

Benodigdheden:
Smartboard
Kaartjes met werkwoorden
Werkbladen


Hersenvriendelijke elementen in je les (David Sousa)

1. Zorg voor een doelgerichte, rijke leeromgeving
Tijdens de hersenvriendelijke les zitten de leerlingen in groepjes van 3 of 4 leerlingen. Zo kan er makkelijk gewerkt worden met de verschillende werkvormen.

2. Activeer de voorkennis van de kinderen.
Aan het begin van de les zal ik de leerlingen vertellen dat wij het gaan hebben over zinnen in het enkelvoud en in het meervoud. En dan met name over het werkwoord dat verandert.

3. Neem de kinderen mee in de doelen die je wilt bereiken
Aan het begin van mijn les maak ik de lesdoelen visueel zichtbaar door ze te laten zien op het smartboard.

4. Maak de doelen zichtbaar
De lesdoelen zullen zichtbaar zijn aan het begin en einde van de les. Aan het einde van de les kijken wij of de lesdoelen behaald zijn.

5. Activeer de hersenen door open vragen te stellen
Tijdens de hersenvriendelijke les zal ik zoveel mogelijk open vragen stellen voor zover dit mogelijk is in een les over enkelvoud en meervoud in werkwoorden.

6. Geef kinderen ruim denktijd voordat ze een antwoord moeten geven
Ik zal deze les goed letten op het geven van voldoende denktijd voor de kinderen. Als de kinderen zelfstandig of in groepjes aan het werk gaan hebben zij voldoende tijd om te overleggen of na te denken.

7. Houd de vraag ‘in de lucht’ zodat alle kinderen blijven denken. 
Ik ga deze les ook letten op dat ik de vraag niet te snel door een kind laat beantwoorden. Ik zal alle kinderen motiveren om hun vinger op te steken en mee te blijven denken.

8. Stel niet te snel vragen achter elkaar, dit zorgt voor verwarring
Ik probeer mijn les helder en duidelijk te houden.

9. Hersenen reageren op gevisualiseerde doelen.
De doelen laat ik van te voren op het smartboard zien. Ik laat ze ook weer zien tijdens de reflectie. Ook de werkwoorden in het enkelvoud en meervoud laat ik op het smartboard zien. Zo maak ik ze visueel voor de kinderen.

10. Bied informatie op verschillende manieren aan. 
In deze les wordt de informatie op drie verschillende manier aangeboden: 1. Een quiz in groepjes op het smartboard. 2. Een klassikaal spel "wandel en wissel uit". 3. Een individueel werkblad.  

11. Reflecteer met de kinderen
De leerlingen mogen mijn les reflecteren. Wij kijken of de lesdoelen zijn behaald. Ook reflecteer ik zelf de les volgens het sandwichfeedback model.

12. Sluit af met een positieve emotie gekoppeld aan het onderwerp. 
Ik sluit de les positief af door hen te bedanken voor de goede inzet en ik zal de pluspunten van deze les noemen.

Reflecties


Reflectie Leerlingen
"Wat heb je geleerd?" De leerlingen konden goed verwoorden wat ze geleerd hadden. Dit kwam overeen met de doelen van de les die ik van te voren besproken had.
"Wat vond je leuk/minder leuk en waarom?" Bij deze vraag kwam er naar voren dat de leerlingen het spelletje op het bord en de activiteit wandel en wissel uit erg leuk vonden. Sommige leerlingen vonden het werkblad niet leuk om te maken. Maar over het algemeen vonden de leerlingen de lesactiviteit erg leuk omdat ze een spelletje mochten doen, rond mochten lopen en omdat het iets anders was dan 'normaal'.
"Wat vond je makkelijk/moeilijk en waarom?" Sommige leerlingen vonden de les erg moeilijk en andere juist weer erg makkelijk. Bij deze vraag liepen de reacties erg uiteen.
"Wat zou je nog meer willen leren?" De leerlingen wilden meer leren over de verleden tijd. Tijdens deze les ging alles over de tegenwoordige tijd. Maar aangezien ze nu ook bezig zijn met verleden tijd wilden ze dit nog wel eens doen maar dan over de verleden tijd.

Reflectie Mentor
Wat een ontzettend leuke les! Leuk om te zien dat je de structuur een beetje los durft te laten. je zag dat de kinderen meteen betrokken en enthousiast waren. Je hebt een spel op het bord dat erg aanslaat. Je belooft de kinderen dat ze allemaal een keer aan de beurt komen, maar je ziet zelf ook dat het zo wel heel lang duurt. Daar kun je de volgende keer wat inkorten, dan houd je ook alle kinderen betrokken.

Vervolgens laat je de kinderen met kaartjes met daarop werkwoorden rondlopen met de MI-vorm wandel en wissel uit. Je merkt dat het leuk is dat ze rond mogen lopen, maar ze maken er al snel misbruik van. Spreek van te voren je verwachtingen uit. Het is nu onrustig en het zou bijna lijken alsof je de structuur niet los kan laten, maar met duidelijke regels zal je merken dat het wel kan. Je legt de activiteit goed stil om te bespreken wat je eigenlijk van hen verwacht. Vervolgens laat je hen nog eens rondlopen, hou wel in de gaten of de leerlingen die achterin staan ook actief mee doen. Ook dit kun je eventueel wat inkorten door maar drie rondes wandel en wissel uit te doen.

Eigen Reflectie
Ik vond de les erg leuk om te geven. Het was alleen wel een lange les dus het was lastig om de aandacht van de kinderen te behouden en ze mee te laten doen aan de les. Tijdens de activiteit 'wandel en wissel uit' zijn er een aantal leerlingen die hier misbruik van gaan maken. Zij gaan elkaar duwen of zitten kletsen in plaats van de activiteit goed uit te voeren. Ik denk dat dit een kwestie is van leerlingen die het niet gewend zijn. Ik ga dus meer van dit soort lessen geven om de leerlingen te laten wennen aan deze manier van lesgeven.